En [46]het land van Juda zal den Egyptenaren tot een schrik zijn; zo wie het vermelden zal, die zal in zichzelven bevreesd wezen vanwege den raad des HEEREN der heirscharen, dien Hij tegen hen beraadslaagd heeft.
46. De profeet wil zeggen dat die van Egypte, horende dat Sanherib het land van Juda zal hebben overgetrokken, verschrikt en bevreesd zullen zijn, bezorgd dat hij zal komen en hun land ook innemen zal, gelijk het ook geschied is, zoals Herodotus in Euterpe getuigt. Daarbij verhalende dat Setho, de koning van Egypte, buiten raad zijnde, voor zijn afgod is nedergevallen, denzelven klagende in wat gevaar en benauwdheid hij vervallen was. Anderen verstaan deze woorden aldus: De Egyptenaars zullen God vrezen, zij zullen ook voor het volk Israel vervaard zijn, als zij zullen zien dat hetzelve zo wonderbaar door God wordt beschermd. Vergelijk Ex.14:25.